In Duitsland en Oostenrijk begint men tot tien te tellen met de cijfers eins, zwei, drei, vier.
Het Duitse tellen van één tot tien begint met “eins”, wat overeenkomt met “een” in het Nederlands. Vervolgens komt “zwei” voor twee, “drei” voor drie en “vier” voor vier.
Het tellen in het Duits en Oostenrijks gaat verder met “fünf” voor vijf, “sechs” voor zes, “sieben” voor zeven, “acht” voor acht en “neun” voor negen.
Tenslotte wordt er tot tien geteld met “zehn”, wat overeenkomt met “tien” in het Nederlands.
Zo begint men in Duitsland en Oostenrijk tot tien te tellen met de cijfers eins, zwei, drei, vier. Het is belangrijk om deze basisvaardigheden te kennen als je van plan bent om deze landen te bezoeken of als je de taal wilt leren.