De Amerikaanse president die de slavernij afschafte was inderdaad Abraham Lincoln. Lincoln diende als president van de Verenigde Staten van 1861 tot zijn tragische dood in 1865. Tijdens zijn presidentschap stond het land op het punt van een burgeroorlog, bekend als de Amerikaanse Burgeroorlog, die vocht werd tussen de noordelijke staten (de Unie) en de zuidelijke staten (de Confederatie).
Een van de belangrijkste kwesties die tot deze oorlog leidde, was de kwestie van de slavernij. De zuidelijke staten geloofden dat zij het recht hadden om slaven te bezitten en te gebruiken, terwijl de noordelijke staten zich verzette tegen deze praktijk. Lincoln was een tegenstander van slavernij en geloofde dat het in strijd was met de principes van vrijheid en gelijkheid die de Verenigde Staten zouden moeten belichamen.
Op 1 januari 1863 vaardigde Lincoln de Emancipatieproclamatie uit, een decreet dat alle slaven in de opstandige staten bevrijdde en hen bevrijdde van hun status als eigendom. Hoewel de proclamatie de slavernij niet onmiddellijk afschafte in alle delen van het land, was het een cruciale stap in de richting van volledige emancipatie.
Na de overwinning van de Unie in de Burgeroorlog, werd de afschaffing van de slavernij formeel vastgelegd in de 13e amendement van de Amerikaanse grondwet, dat in december 1865 werd aangenomen. Deze historische gebeurtenis was een keerpunt in de geschiedenis van de Verenigde Staten en markeerde het einde van een duister tijdperk van onderdrukking en onrechtvaardigheid.
Abraham Lincoln wordt nog steeds gezien als een van de grootste presidenten in de Amerikaanse geschiedenis, vanwege zijn leiderschap tijdens een van de meest turbulente perioden van het land en zijn vastberadenheid om de principes van vrijheid en gelijkheid te verdedigen. Zijn rol bij het afschaffen van de slavernij zal voor altijd in de geschiedenis worden herinnerd als een daad van moed en morele rechtvaardigheid.