Op 15 maart 1989 begon de volksopstand tegen dictator Nicolae Ceausescu in de Roemeense stad Timisoara. De opstand brak uit na de gedwongen ontruiming van de kerk van priester Laszlo Tokes, die bekend stond om zijn kritiek op de regering. De protesten begonnen als vreedzame demonstraties van enkele duizenden mensen, maar escaleerden al snel in gewelddadige confrontaties met de oproerpolitie.
De opstand in Timisoara was een keerpunt in de geschiedenis van Roemenië. Het was de eerste keer sinds de Tweede Wereldoorlog dat de bevolking openlijk in opstand kwam tegen het communistische regime van Ceausescu. De protesten verspreidden zich al snel naar andere steden in het land, waaronder Boekarest, Cluj-Napoca en Brasov.
Op 21 december 1989 hield Ceausescu een wanhopige toespraak op het balkon van het Partijgebouw in Boekarest, waar hij probeerde de menigte te sussen met beloftes van hervormingen. Maar het was te laat. De volgende dag braken er hevige gevechten uit tussen de veiligheidstroepen van Ceausescu en de demonstranten, die uiteindelijk het presidentiële paleis bestormden.
Op 25 december 1989 werden Ceausescu en zijn vrouw Elena gevangen genomen en na een kort proces ter dood veroordeeld. Dezelfde dag werden ze geëxecuteerd door een vuurpeloton. De Roemeense Revolutie had de val van het communistische regime van Ceausescu en de overgang naar een democratische samenleving ingeluid.
De gebeurtenissen in Timisoara in 1989 zullen voor altijd in de geschiedenis van Roemenië gegrift blijven als een moment van moed en vastberadenheid van het Roemeense volk om zich te bevrijden van de onderdrukking van een dictatoriaal regime.